Kleurrijke wondertjes met een slechte reputatie
In de vroege migratiestroom van siervissen die hun weg van de tropen en subtropen naar onze aquaria vonden, was ook de omvang- en vormenrijke familie van de cichliden sterk vertegenwoordigd.
Kenners reageren soms met een onbegrijpend hoofdschudden, wanneer “onwetenden” het in deze context ten onrechte over “baarzen” hebben. Echte baarzen hebben vier neusopeningen en de rugvin bestaat uit twee gescheiden delen, een voorste met harde, en een achterste met zachte vinstralen. De cichliden, deel van de baarsachtigen, hebben daarentegen slechts twee neusopeningen en de rugvin is vergroeid tot een enkele zoom. Deze twee families door elkaar halen is ongeveer te vergelijken met iemand die het altijd maar over ‘een paard’ heeft, terwijl hij eigenlijk ‘ezel’ bedoelt.
Waar komt die reputatie vandaan?
Maar om nog maar eens terug te komen op de slechte reputatie van deze vissen: bij de grote groep van cichliden horen niet alleen maar vechtjassen, grondwerkers en visvreters. Denk bijvoorbeeld aan de sierlijke maanvissen uit het Pterophyllum-geslacht. Ook een ander aquariumpareltje, de ‘discusvis’ Symphysodon hoort bij de cichlidefamilie. De variatie in grootte is net zo indrukwekkend als het kleurenspectrum van deze groep. Terwijl Zuid-Amerikaanse dwergcichliden, de Apistogramma, als met 2-3 cm volgroeid kunnen zijn, overschrijden vertegenwoordigers van het Cichla-geslacht al de 50-centimetergrens nog voordat ze als uitzonderlijk groot gelden.
Wat de cichliden van deze wereld echter buitengewoon fascinerend maakt, is hun speciale vorm van broedzorg en hun baltsgedrag. Bijna zou je hun gedrag als ‘communicatief’ kunnen beschrijven, zo vol expressie zijn hun gebaren. Een van de bekendste cichlidebolwerken is zonder twijfel het Malawimeer in Oost-Afrika. Speciale geografische omstandigheden in de ontstaansgeschiedenis van deze ‘zoetwaterzee’ hebben de weg gebaand voor een unieke visfauna.
Wetenschappers nemen aan dat het meer dan 2 miljoen jaar heeft geduurd voordat de meer dan 700 meter diepe kom in de Afrikaanse Grote Slenk was volgelopen. Meer dan 70% van de soorten die dit meer bevolken zijn cichliden. Dit zijn stuk voor stuk endemische soorten, ze komen dus alleen daar en nergens anders op de wereld van nature voor! Een uitstekend inzicht in het aanpassingsvermogen van de cichliden.
Hierbij horen kuitschieters, vrijleggers, substraatbroeders en zelfs muilbroeders. Ze leven alleen, als paar of in een harem met een mannetje aan het hoofd. Ze organiseren zich in jeugdbendes, graven kuilen of bouwen enorme zandkastelen. Hierbij horen ook jagers die hinderlagen leggen, hun prooi besluipen, planktoneters en ook vissen die zich grotendeels aan planten voeden.
Deze groep vissen heeft echt iedereen wel iets te bieden en het duurt meestal niet lang, voordat aquariumenthousiastelingen onder de schijnbaar ontelbare ondersoorten cichliden hun fascinerende gedrag leren kennen of zelf ervan leren te houden.