Chinchilla’s hebben een erg gevoelige spijsvertering. Hier kun je stap voor stap leren hoe jouw dier zijn voedsel verteert en waar je bij het voeren rekening mee moet houden.
Chinchilla’s zijn geen fijnproevers
Chinchilla’s zijn Zuid-Amerikaanse knaagdieren die al sinds 1855 door mensen worden gehouden en verzorgd. Maar door de gecontroleerde fok is er niets aan het spijsverteringskanaal veranderd, dat wil zeggen dat de darm van de chinchilla nog altijd aangewezen is op sobere, bijna armoedige kost met veel ruwe vezels. Een dieet van te veel heel makkelijk verteerbaar voer is schadelijk en kan zelf dodelijke gevolgen hebben.
De snijtanden
Het spijsverteringskanaal begint bij de bek. De snijtanden zijn scherp, werken als beiteltjes en zijn er om voer in grotere stukken of in stengels in stukken op te delen. Ze blijven doorgroeien en moeten continu worden afgesleten. In het ideale geval gebeurt dit zo ongeveer vanzelf, door het af- en in stukjes bijten van goed hooi en hard kant-en-klaar-voer met een stevige textuur.
De snijtanden liggen voor in de bek in het midden, de onder- en bovenkaak hebben hier ieder twee van. Het gezond houden van deze tanden door correcte voeding is essentieel. Ook bij de keuze voor exemplaren om mee te fokken zou er streng op tandgezondheid geselecteerd moeten worden, zodat erfelijke afwijkingen niet op de volgende generatie worden overgebracht.
De kiezen
Verder achter in de mond- of bekholte zijn de maaltanden te vinden. Ook deze blijven continu groeien. Ze verpletteren en vermalen de stukken voer. Tussen de kiezen wordt het voer ook goed met speeksel doorweekt, zodat het goed door het spijsverteringskanaal kan glijden. De vloeistof hiervoor wordt door de speekselklieren aangemaakt. Eerste enzymen uit het speeksel, die ook wel fermenten worden genoemd en echte bio-katalysators zijn, beginnen met de voorvertering.
De slokdarm
De slokdarm is een rein transportorgaan. Vanuit de bek wordt de goed gekauwde voedselbrij verder door het verteringsstelsel geloodst. Deze goed gekauwde voedselbrij heet chymus en wordt nu pas naar de eigenlijke voedselverwerking geleid. De bek en slokdarm vervoeren natuurlijk ook het drinkwater verder.
De maag
In de maag wordt de brij voorbereid op de daadwerkelijke vertering en worden er eerste bouwstoffen in het voer afgesplitst. Het voer wordt met behulp van zoutzuur van speciale cellen sterk aangezuurd. Enzymen die eiwitten ontleden beginnen in deze zure omgeving met het verwerken van proteïnen. En maaghormonen worden als signaal uitgescheden. Alle hormonen zijn interne bodenstoffen van de binnenkant van het lichaam en worden via de bloedbaan ‘verstuurd’.
De spieren om de maag zorgt ervoor dat de maaginhoud goed doorgemengd is en leegt de maag uiteindelijk ook. Daarmee wordt specifiek het overgeven van de voedselbrij aan de rest van het verteringskanaal bedoeld, dat gebeurt door de ringspier die de maag afsluit, ook wel de ‘maagportier’.
De twaalfvingerige darm
In de twaalfvingerige darm komt er rijkelijk weefselvloeistof en enzymen bij de voedselbrij, om in de dun vloeibare vorm de resterende verteringsstappen te doorlopen.
De lever
Een aantal centimeter verderop monden hier ook de uitvoerbuizen van de alvleesklier en lever in uit. De lever kan de overschotten aan bloedsuiker voor korte tijd in de vorm van glycogeen opslaan, zijn andere functie is hoofdzakelijk de centrale ontgifting. Verder komt de galvloeistof hiervandaan, die de verteringssappen ‘afbuffert’ en het zure milieu in een alkalisch/basisch milieu verandert. De alvleesklier reguleert het bloedsuikergehalte en levert zowel vet- als ook koolhydraatsplitsende enzymen.
De dunne darm
Daarna komt de voedselbrij aan in de dunne darm, waar de hoofdmoot van de vertering plaatsvindt. Via het uiterst actieve weefsel van de darmvlokken komen de voedingsstoffen uit het eten in de bloedsomloop terecht. Alleen de voedingsstoffen die in extreem kleine deeltjes zijn opgesplitst kunnen door de darmwand heen. Deze kleinste deeltjes kunnen zo in de organen van de chinchilla terechtkomen en aldaar gebruikt worden.
De dunne darm is de regio waar alle voedingsstoffen en werkzame stoffen die tot dan toe zijn verteerd in het lichaam worden opgenomen. Zoals in de eerste alinea van dit artikel is vermeld, zijn chinchilla’s niet alleen gewend aan een sober, relatief voedingsstoffenarm dieet, maar hebben ze dit ook nodig. Als het voedsel ongeschikt en daarmee verkeerd is, dus juist niet voedingsstoffenarm en vol voedingsvezels zit, veroorzaakt dit in de dunne darm het meeste problemen.
Een chinchillaleven hang af van de keuze voor een juist voer! In de voedselbrij zitten vanaf hier bijna alleen nog maar zogenaamde ruwe vezels, dit zijn plantaardige celwandbestanddelen uit de voeding. Voor chinchilla’s zijn deze echter extreem belangrijk.
De blindedarm
Op het punt waar de dunne darm overgaat in de dikke darm splitst de blindedarm zich af. Deze heet zo omdat hij, net als een steegje, ‘blind’ eindigt – het was nu ook weer een beetje onprettig om dit de ‘dode darm’ te noemen. De blindedarm is een grote gaarkamer, die door hele volksstammen aan gespecialiseerde bacteriën wordt bewoond.
Hier moet de resterende energie in plantdelen vol ruwe vezels en voedingsvezels. Daarnaast worden hier de bouwstenen van de plantencelwand (vooral druivensuiker uit cellulose) gewonnen.
Chinchilla’s hebben een nog grotere blindedarm dan konijnen of cavia’s, omdat ze in hun land van herkomst alleen maar planten met erg weinig voedingsstoffen vinden en moeten verteren. Iedere kleine verandering in de samenstelling van het substraat in de blindedarm is een ernstig probleem. De gaarkamerflora kunnen snelle en plotselinge veranderingen in het dieet absoluut niet verdragen. Veranderen van voer moeten vooral daardoor langzaam en stapsgewijs uitgevoerd worden, maar ook om storingen van de dunne darm te voorkomen. Alleen als dit correct gebeurt functioneert de gaarkamer betrouwbaar en zonder heftige gasvorming.
De dikke darm
Na dit proces wordt de zogenaamde blindedarmontlasting gevormd. In de daaropvolgende dikke darm wordt geleidelijk de zachte ontlasting van de dikke darm geproduceerd. Deze twee samen leveren een eigen, zachte vorm van ontlasting op, die wezenlijk verschilt van de droge ontlasting van de endeldarm.
Een beschermde slijmlaag zorgt ervoor dat dit speciale materiaal snel direct naar de anus kan worden geleid. Van daar eet het knaagdier dit ten minste gedeeltelijk direct op, zodat het nogmaals door het complete maag-darmkanaal kan passeren. Daardoor worden er vitaminen – vooral vitaminen B – gewonnen, maar ook waardevolle eiwitten van bacteriën en veel werkzame stoffen.
De taak van de rest van de dikke darm – na de overgang van dunne darm naar blindedarm – is vooral het opnemen van water uit de dunne, vloeibare voedsel’brij’, nu al grotendeels verteerd.
Maar overal in de dikke darm houden zich andere bacteriën op die net al hun soortgenoten of familieleden in de blindedarm gespecialiseerd zijn in bepaalde stofwisselingsprosessen. Ze stellen de darmwandcellen korte vetzuurketens beschikbaar, die echter van hieraf niet meer in de bloedbaan terecht kunnen komen. Helemaal achterin de dikke darm wordt de ontlasting voorgevormd.
De endeldarm
De endeldarm vormt de droge balletjes uitwerpselen eindelijk goed en onttrekt ze daarbij van zoveel mogelijk resterend vocht. Soms eten chinchilla’s ook dit soort uitwerpselballetjes, maar dat is helemaal normaal.
Diarree of verstopping signaleren dat de waterregulering verstoord is door fouten in het maag-darmkanaal.
De anus
De anus is het sluit- en slotstuk van het maag-darmkanaal. De vaste uitwerpselen hiervandaan bevatten afvalstoffen die niet als vloeistoffen via de nieren als urine konden worden uitgescheiden. Daarnaast bestaat de ontlasting uit onverteerde voedselresten of eventuele individuele overschotten aan voedingsstoffen.