Elke hondenbezitter kent het: je hond krabt zich af en toe. Vooral tijdens de rui komt dit vaker voor. Als je echter merkt dat hij zich overmatig veel krabt en zich daarnaast vaker likt en poetst, moet je dringend op zoek gaan naar de oorzaak hiervan. Jeuk kan het welzijn van de hond enorm beperken en de kwaliteit van leven verminderen. Soms kan jeuk zo erg zijn dat zowel hond als baas niet meer kunnen slapen. In dit artikel lees je alles over: jeuk bij de hond.
Jeuk kan zich op verschillende manieren uiten. Meestal valt de eigenaar het krabben met de voor- of achterpoten op verschillende plekken van het lichaam op. Het hoofd schudden wijst bijvoorbeeld op jeuk aan de oren. Honden likken en knabbelen aan de pootjes of benen of ook aan de rug en het kruis. Als ze bepaalde plekken op het lichaam maar moeilijk of niet kunnen bereiken, wrijven ze deze tegen de muur of over het tapijt om de jeuk te stoppen. In veel gevallen blijft het echter niet alleen bij jeuk. Door het voortdurende krabben kan de huid gaan ontsteken en bacteriën, gisten en andere verwekkers van infecties vrij baan geven. Een huidinfectie versterkt daarnaast de jeuk, waardoor de viervoeter in een duivelse kring van jeuk gevangen wordt.
Oorzaken van jeuk bij honden
Jeuk is een van de meest voorkomende redenen om met de hond naar de dierenarts te gaan. Veel verschillende oorzaken en ziektes kunnen jeuk als symptoom hebben. De belangrijkste lichten we hieronder toe:
Je kan onderscheid maken tussen primaire en secundaire oorzaken: bij de primaire oorzaken voor jeuk, treedt deze eerst op en daarna ontstaan er pas huidveranderingen. Daarentegen zijn er bij secundaire oorzaken eerst huidveranderingen zichtbaar en daarna ontstaat er jeuk.
Ectoparasieten
Cheyletiellen (roofmijten)
Deze soort mijten wordt vaak over het hoofd gezien en komt niet vaak voor. Cheyletiellen zijn niet aan één gastheer gebonden, ze treden op bij honden, katten en konijnen, mensen zijn niet hun doelwit. Ze worden overgedragen door direct contact of door de omgeving. De roofmijt leeft zeer oppervlakkig op de huid en voedt zich met weefselvloeistof. De jeuk die hiermee gepaard gaat, kan verschillend sterk zijn maar beperkt zich meestal tot de rug, schouders en eventueel de buitenkant van de hondenoren. Typisch is het vormen van schubben, vooral op de rug.
Sarkoptes (schurftmijt)
De schurftmijt is zeer kieskeurig wat zijn gastheren betreft, uiterst besmettelijk en is overdraagbaar op mensen. Ze worden door direct contact met betroffen honden of via de omgeving overgedragen. De schurftmijt wordt ook wel grafmijt genoemd. Hij graaft namelijk een tunnel in de keratine-laag van de hondenhuid en laat daar eitjes en uitwerpselen achter. De schurftmijt voedt zich met gestorven huidcellen en weefselvloeistof. De jeuk ontstaat enerzijds door de mijten zelf evenals door een allergische reactie op hun stofwisselingsproducten. Meestal is de jeuk bijna niet te stoppen en blijft ook ’s nachts en tijdens afleiding aanwezig. De jeuk treedt vooral op bij de oren, de gewrichten en de buik evenals borst, gevolgd door het hele lichaam.
Oogstmijt (Trombicula autumnalis)
Oogstmijt is een oranjerode parasiet ter grootte van een speldenknopje, die vooral in de zomer en herfst voorkomt. De larve van de mijt voedt zich met de lymfevloeistof van zijn gastheer. Het wordt in het hoge gras overgedragen, hier wachten ze op hun gastheer en kiezen vooral poten (tussen de tenen), de buik (vooral aan de tepels) en de kop om zich te nestelen. In het bijzonder bij gevoelige dieren kan de beet van de larve allergische reacties met hevige jeuk veroorzaken. Ook na verwijderen van de parasieten kan de jeuk in het begin blijven bestaan.
Oormijten (Otodectes cynotis)
Aangezien oormijten zeer gespecialiseerd zijn, kiezen ze het liefst voor de buitenste gehoorgang, zelden ook voor de huid in de omgeving van het oor. Alle ontwikkelingsstadia van de oormijt voeden zich met oppervlakkige weefselvloeistoffen en afgestorven huidcellen van de hond. Ze worden door direct contact met geïnfecteerde dieren overgedragen, meestal zijn puppy’s betroffen, zelden volwassen honden. Typisch voor oormijten zijn hevige jeuk in de oren alsook de omgeving van de oren. Verdere informatie over mijten vind je onder ‘mijten bij honden’.
Vlooien
Een vlooienbesmetting is een vaak voorkomende reden voor jeuk bij de hond. Vlooien worden door geïnfecteerde dieren op de hond overgedragen of door jeugdige ontwikkelingsstadia van vlooien in de omgeving (b.v. slaapplek of auto). Jeuk door vlooien treedt vooral op de rug en de staartbasis evenals de buik, de binnenkant van de benen en de hals op. Door overgevoeligheid tegen vlooienspeekselallergenen kan allergische vlooiendermatitis (FAD) of vlooienspeekselallergie ontstaan. Verdere informatie over vlooien vind je onder ‘vlooien bij honden’.
Jeuk door allergie
Bij de hond kunnen verschillende allergieën milde tot heftige jeuk veroorzaken. Bij een contactallergie kunnen bijna alle allergenen (planten, synthetische stoffen) bij gevoelige honden een allergische reactie uitlokken op de contactplek, vaak een kaal stukje huid. Meestal gaat het om lokale jeuk op de plek van contact met het allergeen.
Vlooienspeekselallergie of vlooienallergie dermatitis (FAD)
Een vaak voorkomende allergie bij de hond. Het kan door elke soort vlooien worden veroorzaakt, doch meestal door de kattenvlo (Ctenocephalides felis), die geen specifieke gastheer heeft. De allergenen in het vlooienspeeksel geraken tijdens de vlooienbeet in het lichaam van de hond. Slechts een paar vlooien of soms maar eentje kan al genoeg zijn om een allergische reactie te veroorzaken. De betroffen honden krijgen vooral aan de achterste lichaamshelft jeuk: het achterste gedeelte van de rug, het begin van de staart, de staart, aan de achterbenen en op de buik. Aangezien honden bij heftige jeuk heel erg krabben of bijten, kunnen er ook zelf veroorzaakte huidveranderingen ontstaan b.v. zogenoemde ‘hot spots’. Deze plekken zijn vaak geïnfecteerd met bacteriën en gisten en veroorzaken nog meer jeuk (secundaire infectie).
Atopie
Een atopie is een allergie op omgevingsallergenen zoals pollen, grassen, huisstofmijt of schimmels. Jeuk is normaal gesproken seizoensgebonden, bijvoorbeeld tijdens het pollenseizoen. Allergenen komen via de huid in het lichaam van de hond terecht. De meest voorkomende plekken van jeuk zijn het gezicht en de poten, de ledematen, de buik, de binnenkant van de bovenbenen en de oren. Net zoals bij een FAD kunnen door voortdurend krabben verdere huidveranderingen met secundaire infectie de jeuk verergeren.
Voedingsmiddelallergie
Bij een voedingsmiddelallergie ontstaat er een allergische reactie op een bestanddeel (eiwit) in het voer. Dit is na de FAD en de atopie de twee na meest voorkomende allergie bij honden. De oorzaak ligt meestal bij het voer dat honden gedurende een langere periode hebben gegeten. De allergenen geraken via de darm in het lichaam van de hond. Bij voerallergenen gaat het om grote eiwitmoleculen. Vooral rund, melk en melkproducten, ei, kip, tarwe, vis en soja vallen hieronder. Het vaak vervloekte graan is zelf geen veroorzaker van allergieën, tarwe-eiwit of een ander graaneiwit kan in zeldzame gevallen wel een allergie veroorzaken.
De genoemde verwekkers zijn echter geen sterkere allergenen dan andere stoffen, ze komen alleen vaker voor bij honden. Het verdelingspatroon voor jeuk lijkt sterk op een atopie en is daarmee niet typisch voor een voedingsmiddelallergie. De jeuk treedt vier tot 24 uur na contact met het allergeen op en komt meestal voor bij het gezicht, oren, poten, oksels en de binnenkant van de benen.
Schimmelinfectie (Dermatophyten)
Daarnaast kan een infectie met Microsporum canis of het zeldzame Trichophyton mentagrophytes jeuk veroorzaken bij de hond. Schimmelinfecties zijn vrij zeldzaam bij honden, en komen in principe alleen voor bij immunosuppressie, onvoldoende verzorging of nauw contact met een geïnfecteerd dier. De transmissie geschiedt door schimmelsporen uit de omgeving, die uiterst robuust zijn of door geïnfecteerde haren. De jeuk ontstaat op de contactplekken met de geïnfecteerde haren of in het geval van T. mentagrophytes op plaatsen met direct contact met de grond zoals het gezicht en de benen respectievelijk poten.
Tot de secundaire oorzaken voor jeuk behoren vooral systemische ziektes waarbij het immuunsysteem verzwakt is. Door ziektes zoals een Hypothyreose, Morbus Cushing (Hyperadrenocorticisme) of auto-immuunziektes ontstaan diverse veranderingen van de huid en in de vacht. Deze ontstaan door tekorten in de beschermingslaag van de huid, een verzwakt immuunsysteem, een vertraging van de haarcyclus of in het geval van cushing bij een dunne en inelastische huid door de overproductie van cortison. Deze ziektes beginnen met huidveranderingen zonder jeuk. Door de structuurveranderingen van de huid en het onderdrukken van het immuunsysteem hebben infectieverwekkers zoals bacteriën en gisten (Malassezia) de vrije loop. Deze infecties noem je secundaire infecties, daar ze bovenop de al bestaande infectie ontstaan. Dit veroorzaakt wederom jeuk. De sterkte hiervan is afhankelijk van de intensiviteit van de secundaire infectie.
Demodicose
Bij een demodicose voeden mijten zich met weefselvloeistof en afval van cellen. Hun uitwerpselen slaan ze in hun eigen cellen op, waardoor geen allergische reactie bij de hond ontstaat. De huidveranderingen door de demodex-mijten treden meestal zonder jeuk op. De jeuk die bijna alleen bij de algemene vorm voorkomt, ontstaat pas nadat de huidverandering wordt bewoond door bacteriën en gisten, dus secundair.
Diagnostische aanpak bij jeuk
Aangezien er veel oorzaken voor jeuk bij honden bestaan, zijn een uitgebreide anamnese en een gedetailleerd eerste verslag de basis voor een gestructureerde aanpak bij de diagnose van de dierenarts. Al het signalement en eerste verslag kunnen handige hints bevatten. Bijzonder belangrijk zijn daarbij de volgende punten.
- Signalement, dus ras, geslacht, leeftijd, grootte en gewicht.
- Leeftijd waarop de jeuk begon.
- Vergelijkbare symptomen bij ouders en/of broers en zussen uit hetzelfde nestje.
- Lokaliseren van de jeuk.
- Seizoen gebondenheid.
- Of andere dieren of mensen in het huishouden er ook last van hebben.
- Bij eerdere behandeling: bespreken van eerdere behandelingen.
- Begon het met jeuk of met huidveranderingen?
Op basis van deze gegevens en na een klinisch onderzoek kan de dierenarts beginnen met de diagnostiek.
Ectoparasieten zijn vaak de oorzaak van jeuk, meestal zijn deze goed op te sporen. Aan de hand van huidschraapsels, plakband-afdrukken, de vlooienkamtest en uitstrijkjes kun je de dieren in beeld brengen. Als het niet lukt om de parasieten te vinden maar er toch een sterk klinisch vermoeden bestaat, moet er een diagnostische behandeling plaatsvinden. Dit betekent het geven van een middel tegen de vermoedelijke parasieten en vervolgens afwachten of het effect heeft.
Antibiogram
Met behulp van cytologisch onderzoek of een antibiogram met detectie van pathogenen kunnen bacteriën en gisten als veroorzakers geïdentificeerd worden. Het is belangrijk om de bron van de infectie te vinden.
Bij schimmelinfecties (dermatophyten) zijn er ook verschillende methodes om een diagnose te stellen. Zeer eenvoudig is het onderzoeken met de Wood’s lamp, bij een besmetting is een groene fluorescentie van de haarschacht te zien. Echter is dit alleen te zien bij een infectie met sommige stammen van de Microsporum canis, dus een negatief resultaat betekent niet dat er geen huidschimmel aanwezig is. Bovendien kan een schimmelcultuur gekweekt worden. Het materiaal hiervoor kan door het plukken van haren, schaafsel of de McKenzie-methode (tandenborstelmethode) worden verzameld. Verder staat er een dermatophyten-PCR-test ter beschikking, die verschillende laboratoria aanbieden.
Diagnose van allergieën
De diagnostiek van allergieën is een lastigere uitdaging. Helaas zijn er geen eenvoudige en overtuigende tests die vertellen om welke allergie het gaat. Hierdoor is alleen een gestructureerde allergiebehandeling diagnostisch te gebruiken. De diagnose van een contactallergie is vaak relatief eenvoudig. De jeuk na contact met een bepaalde stof of substantie treedt namelijk lokaal op. Bij andere allergieën is een zogenoemde eliminatiediagnostiek aan te raden, dus het uitsluiten van de ene na de andere allergie. Je begint met de meest voorkomende en meest eenvoudig te diagnosticeren allergie: de vlooienspeekselallergie. Met behulp van de vlooienkam zijn soms vlooien of uitwerpselen te vinden. Als dit niet het geval is, begint men me de diagnostische therapie gedurende meerdere weken. Als er geen zichtbare verbetering is door het herhaaldelijk en consequent behandelen van vlooien, wordt er gekeken naar een voedingsmiddelallergie.
Eliminatiedieet
Hiervoor wordt een eliminatiedieet ingevoerd. De hond moet over een tijdsbestek van minimaal 6 weken met slechts één eiwitbron en één koolhydraatbron worden gevoerd, die hij nog nooit van tevoren heeft gegeten. Op dit voer kan het lichaam niet allergisch reageren als er geen eerder contact hiermee is geweest. Tijdens deze periode mag de hond niets anders eten, ook de snacks mogen uitsluitend uit deze eiwitten en koolhydraten bestaan. Als de jeuk en andere symptomen tijdens het dieet duidelijk verbeterd of verdwenen zijn, moet het eerder gevoerde voer weer worden gegeven. Dit wordt provocatie genoemd.
Alleen als de hond weer symptomen krijgt, is dit het bewijs voor een voedingsmiddelallergie. Als er geen verbetering zichtbaar is door de diagnostische therapie en het eliminatiedieet, is het verdacht op een atopie groot. In dit geval kan een intracutaantest of een serumallergietest op omgevingsallergenen worden gedaan om de allergenen die de allergie veroorzaken te vinden.
Bij een vermoeden van secundaire jeuk moet er dringend naar de onderliggende oorzaak gezocht worden zoals hormonale ziektes, bijvoorbeeld met behulp van bloedonderzoek inclusief schildklierwaarden.
Behandeling van jeuk
Bij extreme jeuk is het vaak voor of tijdens de diagnostiek noodzakelijk om het leiden van de hond met behulp van medicijnen vroegtijdig te verminderen. Dit is mogelijk met snel werkende medicijnen zoals glucocorticoïden of oclacitinib evenals een plaatselijke behandeling met bijvoorbeeld shampoo. Hoe dan ook is het noodzakelijk om de oorzaak van de jeuk te vinden zodat de hond langdurig geholpen kan worden.
Aangezien ectoparasieten vaak de oorzaak van jeuk zijn, is het geven van geschikt antiparasitair middel door de dierenarts noodzakelijk. Deze behandeling geschiedt na het vinden van de desbetreffende parasieten of bij een sterk vermoeden erop. Ook de behandeling van vlooienspeekselallergie geschiedt door het regelmatig geven van een preparaat tegen vlooien en indien nodig de vermindering van jeuk met behulp van medicijnen.
Tinctuur
Afhankelijk van de ernst van de schimmelinfectie is een plaatselijke behandeling met zalf of tinctuur of de systemische behandeling met antischimmelmiddelen noodzakelijk. Houd er echter altijd rekening mee dat een dermatofytose ook overgedragen kan worden op de mens. Hierdoor is het soms ook nodig om de omgeving te behandelen. Heftige jeuk moet niet met glucocorticoïden worden behandeld, daar dit de schimmelinfectie kan versterken.
De contactallergie wordt door behandeling van de jeuk evenals vermijding van het allergeen behandeld. Daarnaast kan een allergenenverdunning op de desbetreffende plaats van contact door het aanbrengen van een shampoo met speciale toevoegingen geschieden.
Als je hond last heeft van een voedingsmiddelallergie, is het vermijden van allergenen aan te raden. Dit betekent het voeren van voedingsmiddelen die goed verdragen worden en geen reactie uitlokken.
Hyposensibilisering
De enige behandeling die de onderliggende problematiek van de atopie kan bestrijden, is de hyposensibilisering, een allergenen-specifieke immuuntherapie. Hierbij krijgt de hond gericht allergenen, waarop hij reageert, in toenemende mate toegediend. Het doel hiervan is om het immuunsysteem van de hond te stimuleren en tolerant te maken voor de allergenen die de jeuk veroorzaken. Echter slaat dit niet bij alle honden voldoende aan. Vaak is daarnaast behandeling met jeuk verminderende medicijnen zoals cortison, antihistaminica, cyclosporine of oclacitinib nodig. Essentiële vetzuren kunnen bovendien eraan bijdragen om jeuk te verminderen. Sinds kort is een verdere behandeling van de jeuk bij een atopie mogelijk: de biologische behandeling met monoklonale antilichamen. Tot nu toe schijnt deze soort therapie uiterst belovend te zijn en is zeer goed te verdragen.
Secundaire infecties met bacteriën of gisten kunnen afhankelijk van hun verschijning met plaatselijke middelen tegen bacteriën en schimmels (shampoos, zalven, sprays etc.) of antibiotica en antischimmelmiddelen worden behandeld. Daarnaast moet er altijd worden gekeken naar de onderliggende ziekte om deze te laten behandelen.